Home

Geschreven op .

De laatste jaren werd er wel vaker gesleuteld aan het tarief van de roerende voorheffing. Dit jaar gaat het tarief weer omhoog. Het standaardtarief van de RV wordt vanaf 1 januari 2016 immers 27 %. Een overzicht van welke inkomsten er aan 27 % worden belast en de uitzonderingen die er (voorlopig) aan ontsnappen.

De stijging geldt in de eerste plaats voor de (gewone) dividenden en interesten die tot nu toe aan 25 % werden belast. Ook enkele bijzondere gevallen die tot voor kort aan 15 % roerende voorheffing werden onderworpen, vallen vanaf nu onder het tarief van 27 %. De belasting op deze inkomsten verdubbelt dus bijna. Voor andere inkomsten die tot nu toe aan 15 % werden onderworpen, stijgt de RV nu naar 17 %. Tarief stijgt van 15 naar 27 % voor de thematische volkslening en de residentiële vastgoedbevak

Twee jaar geleden kwam de regering op de proppen met de thematische volkslening,  een belegging om burgers aan te zetten om te investeren in projecten met een sociaaleconomisch of maatschappelijk nut (bv. deelname in de financiering van kmo's). Deze lening levert interesten op die in 2014 en 2015 konden genieten van een verlaagde RV van 15 % in plaats van 25 %. Dit gunsttarief werd uiteraard ingevoerd om de volkslening (fiscaal) interessant te maken. Dit gunstregime valt nu weg. De interesten vallen nu gewoon onder het standaardtarief van 27 %.

Dezelfde tariefverhoging wordt doorgevoerd voor dividenden van residentiële vastgoedbevaks. Het gaat om bevaks waarvan minstens 60 % van de activa (on)rechtstreeks is belegd in onroerende goederen die in België gelegen zijn en bestemd zijn tot bewoning. Oorspronkelijk gold voor deze dividenden een vrijstelling van roerende voorheffing, sinds 2013 zijn ze onderworpen aan 15 % en nu stijgt de RV tot 27 % . Tarief stijgt van 15 naar 17 % voor vroegtijdige uitkering na vastklikken of aanleggen liquidatiereserve De RV op liquidatieboni steeg op 1 oktober 2014 naar 25 %.

Om de impact van de tariefverhoging te temperen, werd er een overgangsmaatregel, en later een permanente regel ingevoerd, waarmee kmo's bij liquidatie belastingvrij kunnen uitkeren. De overgangsmaatregel maakt het mogelijk reserves vast te klikken, de permanente regel maakt het mogelijk om een liquidatiereserve aan te leggen. Beide regels houden in dat op het moment van het vastklikken/aanleggen 10 % belasting verschuldigd is, maar bij uitkering naar aanleiding van een liquidatie geen belasting meer moet worden betaald. In beide gevallen blijft een vroegtijdige uitkering (voor liquidatie) van de reserve mogelijk, maar wordt dat fiscaal bestraft. Een bijkomende heffing is dan verschuldigd. Wanneer vastgeklikte reserves worden uitgekeerd binnen de vier jaar (grote vennootschappen) of binnen de twee jaar (kmo's) na het vastklikken, is een bijkomende roerende voorheffing van 15 % verschuldigd. Bij vroegtijdige uitkering van de aangelegde liquidatiereserve via een dividend is 15 % RV verschuldigd als de uitkering gebeurt binnen de vijf jaar na de aanleg. Vanaf 2016 wordt in beide gevallen deze 15 % opgetrokken tot 17 %.

Wie vijf jaar na de aanleg van de liquidatiereserve wacht met uitkeren, moet 5 % bijkomende roerende voorheffing ophoesten. Dat tarief wordt niet verhoogd. Geen verhoging van roerende voorheffing: tarief blijft op 15 % Enkele inkomsten blijven genieten van het verlaagd tarief (15 %) waar ze nu al van genieten.

Sinds 1 juli 2013 is het interessanter gemaakt om te investeren in kmo's. Wie naar aanleiding van een kapitaalinbreng een inbreng doet in geld in ruil voor nieuwe aandelen, is bij het verkrijgen van dividenden minder RV verschuldigd:  20 % als dividend wordt uitgekeerd in het tweede boekjaar na de inbreng en 15 % als dividend wordt uitgekeerd vanaf het derde boekjaar na de inbreng.  Deze verlaagde tarieven van 20 % en 15 % worden niet verhoogd.

Ook voor de spaarboekjes en Leterme-staatsbons verandert er niets. Zij worden belast aan 15 %. Voor de spaarboekjes blijft daarnaast de vrijstelling op de eerste schijf van 1.880 EUR gelden.

Ten slotte blijven ook de  auteursrechten (tot aan het grensbedrag van 57.270,00 EUR voor aanslagjaar 2016) onderworpen aan een roerende voorheffing van 15 %